Taalproblemen
De taalontwikkeling verloopt in verschillende stadia. Bij sommige kinderen verloopt deze ontwikkeling vertraagd of afwijkend. Dit kan zich uiten in problemen met de taalvorm (zoals foutieve verbuigingen, vervoegingen of zinsbouw), de taalinhoud (zoals een beperkte woordenschat) en/of het taalgebruik (zoals verhalen vertellen). Wanneer deze problemen zich voordoen, spreekt men van een taalprobleem.
Praktijkvoorbeeld: taalstaal van P., een jongen van 5 jaar: P.: ‘Kijk juf, het meisje bouw twee kasteel!’ Logopediste: ‘Goed gezien, het meisje bouwt twee kastelen! Zijn dit echte kastelen waar prinsen en prinsessen kunnen wonen?’ P.: ‘Nee, want die maakt dat gewoon met zand.’ Logopediste: ‘Klopt! Kastelen gemaakt van zand noemen wij zandkastelen.’
Pas als de problematiek hardnekkig blijft na de vijfde verjaardag ondanks intensieve logopedische begeleiding, als de problemen ernstig interfereren met sociale communicatie en/of dagelijkse activiteiten die mondelinge taal vereisten, als de achterstand t.o.v. de leeftijdsgenootjes groot is én er geen duidelijke oorzaak is, kan er gesproken worden van een taalstoornis of dysfasie.
